Financiën
De planning- en controlcyclus levert rapportages om gemeentelijke uitgaven te begroten en verantwoorden. In Bunnik gebruiken we daarvoor de volgende financiële stukken:
Een goedlopende P&C-cyclus start met de kadernota. In de kadernota wordt in beeld gebracht wat het verwachte financieel meerjarenperspectief voor de komende vier jaar is en wat de nieuwe beleidsvoornemens zijn. In de kadernota ligt het accent op de hoofdlijnen van het beleid, inclusief de speerpunten voor nieuw beleid en eventuele heroverwegingen (bezuinigingen). Ook "majeure" aspecten op het gebied van de bedrijfsvoering worden dan besproken.
Via de kadernota worden de beleidskeuzes en budgettaire kaders (meerjarenraming) vastgelegd. Met de vaststelling van de nota geeft de raad aan het college de opdracht om de eerste jaarschijf uit te werken in de programmabegroting binnen de vastgestelde budgettaire kaders. De kadernota is ingedeeld in programma's.
De kadernota wordt begin juli door de gemeenteraad behandeld en vastgesteld. Tijdens deze behandeling worden ook de zogenaamde Politieke beschouwingen gehouden.
De programmabegroting is gebaseerd op de beleidskaders zoals die bij de kadernota zijn vastgesteld. De cijfers zijn doorberekend en daarmee concreter dan in de kadernota. Door de programmabegroting vast te stellen, bepaalt de raad welke activiteiten uitgevoerd moeten gaan worden in het volgende jaar en welke financiële middelen daar tegenover staan.
Dit houdt in dat de raad het college van B&W toestemming geeft in een bepaald jaar voor een bepaald doel uitgaven te doen en verplichtingen aan te gaan tot een bepaald bedrag (op programmaniveau). Wordt dit bedrag overschreden, dan moet het college terug naar de raad. Het college kan dit conform de Verordening ex artikel 212 Gemeentewet tot een bedrag van € 25.000,- achteraf laten goedkeuren. Voor bedragen boven de € 25.000,- moet vooraf de instemming van de raad gevraagd worden.
De programmabegroting wordt begin november vastgesteld.
Om invulling te geven aan het systeem van tussentijds verantwoorden zijn in de P&C-cyclus twee momenten opgenomen waarop tussentijds verantwoording wordt afgelegd. Deze tussentijdse verantwoordingen van het college aan de raad noemen we de bestuursrapportages. Het doel van de bestuursrapportages is om de financiële stand van zaken in beeld te brengen en de raad de mogelijkheid gegeven hiervan kennis te nemen en zo nodig bij te sturen voor het lopende begrotingsjaar.
Zoals gezegd kent Bunnik twee momenten van tussentijds verantwoorden. De 1e bestuursrapportage heeft peildatum 1 april van het lopende jaar en wordt begin juli in de raad behandeld. De 2e bestuursrapportage heeft peildatum 1 september van het lopende jaar en wordt begin december in de raad behandeld.
Als het jaar is afgelopen moet de jaarrekening worden opgesteld. In de jaarrekening wordt verslag gedaan van de activiteiten die in het verslagjaar zijn uitgevoerd en wat dit heeft opgeleverd (zijn de doelen bereikt?). Uiteraard wordt ook in beeld gebracht wat dit dan allemaal heeft gekost en welke middelen hiervoor nodig waren (algemene uitkering, belastingen, etc.). De indeling van de programmarekening is te vergelijken met de programmabegroting.
De programmarekening wordt begin juli behandeld en vastgesteld in de raad.